Bo (21): "Ik was als kind al de stabiele volwassene in huis"

Bo is een krachtige, zelfstandige jonge vrouw van 21. Ze woont in Twente, studeert Toegepaste Psychologie en bouwt aan een toekomst waarin ze anderen wil helpen.

Bo is een KOPP-kind: een kind van ouders met psychische problemen. Ze groeide op in Den Bosch, in een gezin waar mentale gezondheid een constante rol speelde. Haar ouders gingen uit elkaar toen ze vier jaar oud was. De scheiding was heftig, een vechtscheiding die diepe sporen achterliet. Omdat haar vader destijds mentaal instabiel was, kwam Bo bij haar moeder te wonen. Maar haar moeder had zelf agressieproblemen, en de thuissituatie bleek al snel instabiel.

Geen veilige basis, maar constante alertheid

Het was geen gewoon gezin waarin Bo opgroeide. Er was geen rust. Bo verhuisde in haar jeugd van het ene huis naar het andere. Inmiddels woont ze in haar negende woning, iets wat op je 21e ongewoon veel is. Die onrust kwam mede door de wisselende stiefvaders. Elk nieuw gezin betekende weer aanpassen, weer opletten wat er kon ontploffen. De constante spanningen zorgden ervoor dat Bo al jong leerde zich aan te passen aan de stemming van anderen. Ze raakte getraind in het lezen van gezichten, het ontwijken van ruzie, en zo het stabiliseren van de sfeer in huis. “Thuis was er altijd spanning,” vertelt Bo. “Ik stond continu aan. Als kind ging ik al in de overlevingsmodus. Ik wist precies wanneer ik me onzichtbaar moest maken of wanneer ik iets moest zeggen om de boel te sussen.”

Haar moeder was mentaal overprikkeld, wat betekende dat Bo verantwoordelijkheden op zich nam die een kind eigenlijk nooit zou moeten dragen. Ze deed het huishouden, regelde praktische zaken en probeerde haar moeder te ontzien. “Ik was de stabiele factor in huis. Ik nam de rol over die eigenlijk een ouder hoort te hebben,” vertelt ze.

Een sterke band die ook beklemmend werkte

Ondanks alles was haar band met haar moeder intens. “We waren een soort twee-eenheid. Ze kon soms heel lief zijn, en ik voelde me enorm verantwoordelijk voor haar.” Maar die verbondenheid had een keerzijde. Het maakte het moeilijk voor Bo om los te komen, om haar eigen leven te leiden. Ze moest zich bijna los worstelen om op eigen benen te gaan staan.

Op haar zeventiende was de maat vol. Ze liep weg van huis en verbrak tijdelijk het contact met haar moeder. Het was geen gemakkelijke stap, maar wel noodzakelijk. “Ik kon niet meer. Ik moest ruimte maken voor mezelf. Ik was aan het overleven, maar niet aan het leven,” vertelt Bo. Na haar vertrek ging Bo een tijdje bij haar vader wonen. Een man met wie ze een sterke band had opgebouwd tijdens logeerweekenden. “Bij hem voelde het altijd als vakantie. We deden leuke dingen, en hij was altijd vrolijk.” Maar toen ze echt bij hem ging wonen, zag ze ook de andere kant. “Ik zag de mindere dagen. De momenten waarop het niet zo gezellig was. Dat was confronterend.”

Toch vond ze er ook rust en de tijd om haar eigen plek te gaan zoeken. Inmiddels woont Bo zelfstandig in Twente. Ze heeft haar leven grotendeels op de rit. Het contact met haar moeder is langzaam hersteld en verloopt nu goed. Ook met haar vader heeft ze een gezonde band opgebouwd.

KOPP-groep en therapie: van erkenning naar herstel

Op haar vijftiende zocht Bo voor het eerst hulp. Ze wilde begrijpen waarom ze zich voelde zoals ze zich voelde, en waarom ze zo vaak voor anderen zorgde terwijl ze zelf uitgeput was. Therapie hielp haar woorden te geven aan wat onzichtbaar was gebleven. Ze ontdekte dat ze niet de enige was. Via een KOPP-groep leerde ze andere jongeren kennen met soortgelijke thuissituaties. “Voor het eerst voelde ik me echt begrepen. Het was zo'n opluchting om te horen dat ik niet gek was, en dat anderen dit ook hadden meegemaakt.” Die erkenning gaf haar de ruimte om ook milder naar zichzelf te kijken. Ze leerde dat ze geen schuld droeg voor het gedrag van haar ouders, en dat het normaal is om grenzen te voelen én aan te geven.

De toekomst in met kracht en bewustzijn

Nu, als jongvolwassene, weet Bo wat ze waard is. Ze weet ook wat haar geschiedenis haar heeft gekost, maar óók wat het haar heeft gebracht. Haar studie Toegepaste Psychologie is geen toevallige keuze: “Ik wil anderen helpen zoals ik geholpen ben. Maar ik weet ook: ik ben niet alleen mijn verleden. Ik ben niet wat mij is overkomen.” Ze is trots op waar ze staat. Trots dat ze uit een ingewikkelde thuissituatie is opgeklommen, dat ze zichzelf is gebleven, en dat ze nu vanuit die ervaring anderen kan bijstaan. “Wat ik heb meegemaakt, dat bén ik niet,” zegt Bo. “Maar het heeft me wel gemaakt tot wie ik nu ben: sterk, invoelend en klaar om anderen te helpen die zich misschien net zo verloren voelen als ik ooit deed.”