Marit (35): "Eindelijk wist ik: er is een naam voor wat ik al mijn hele leven ervaar"
Sinds begin dit jaar weet ik officieel dat ik ARFID heb. Voor mij voelde die diagnose als een eerste stap richting zelfacceptatie. Al vanaf dat ik een baby was, had ik moeite met bepaalde texturen en geuren in eten. Fruithapjes spuugde ik bijvoorbeeld standaard uit. Ook tijdens mijn jeugd en tienerjaren bleef dit een probleem. Op de basisschool waren er dagen waarop iedereen verplicht fruit moest eten. Voor mij was dat een traumatische ervaring: ik mocht pas naar buiten als mijn fruit op was, maar het lukte me gewoon niet.
Later, in mijn tienerjaren, merkte ik vooral hoe ARFID mijn sociale leven beïnvloedde. Ik sloeg feestjes over of kwam pas later, als het eten voorbij was. Ik was bang dat ik iets niet zou kunnen eten en dat anderen daar iets van zouden vinden. Thuis dachten mijn ouders gelukkig mee, zodat ik genoeg binnenkreeg. Toch kreeg ik soms vervelende opmerkingen, zoals: “Eet je de vieze dingetjes weer niet?” of “Stel je niet zo aan.”
Ook tijdens mijn studie had ARFID invloed. Ik koos bewust voor een studio in plaats van een studentenhuis, zodat ik zelf kon bepalen wat ik at. Inmiddels heb ik een redelijk stabiel eetpatroon en geen tekorten, maar ook als 25-jarige merk ik nog steeds de gevolgen. Op mijn werk voel ik spanning bij etentjes met collega’s. Vaak vermijd ik de maandelijkse kantoorlunches uit angst voor het eten dat daar wordt geserveerd.
Door zelf onderzoek te doen op internet ontdekte ik dat mijn ervaringen precies passen bij ARFID. Daarvoor had ik er nog nooit van gehoord. Het was een enorme opluchting om te beseffen dat er een naam was voor wat ik al mijn hele leven ervaar. Ik ging naar de huisarts, die gelukkig bekend was met ARFID. Samen bespraken we therapie en kwamen uit bij Mediant Balanz. Niet lang daarna had ik mijn eerste intake. Dat vond ik spannend, maar ook heel fijn: voor het eerst voelde ik me echt serieus genomen.
De behandeling was in groepsverband. Hoewel iedereen anders was, voelde het goed om te merken dat ik niet alleen stond. In het begin werkten we vooral aan gedachten en overtuigingen rondom eten. Later volgde de exposure-fase: iedereen nam eten mee dat hij of zij wilde proberen. Dat was spannend, maar juist door die spanning op te zoeken, leer je ermee omgaan. De therapie heeft me geholpen om opener te staan voor nieuw eten én om mezelf meer te accepteren.
Ik heb mijn omgeving verteld over de therapie en kreeg veel begrip. Ook collega’s weten nu van mijn eetstoornis, waardoor ik minder spanning voel bij gezamenlijke lunches. Het doet me goed dat ARFID nu een naam heeft en dat mensen begrijpen dat het veel meer is dan ‘picky eating’. Het kan veel stress veroorzaken en je dagelijks leven beïnvloeden. Ik weet dat sommige soorten eten voor mij altijd een uitdaging blijven, maar dankzij de therapie weet ik beter hoe ik ermee om kan gaan. En dat geeft rust.